Research Centre for Curriculum Studies
Onderzoek van het RCCS biedt inzicht in en uiteindelijk oplossingen voor tal van actuele maatschappelijke uitdagingen, discussies en opdrachten waarmee de leraar geconfronteerd wordt. Het gaat dan om vraagstukken in het klaslokaal die op andere schaalniveaus bepaald dan wel door andere schaalniveaus beïnvloed worden, zoals kansenongelijkheid, leesmotivatie en het digitaal vaardig maken van leerlingen. Het betreft ook vraagstukken die op alle schaalniveaus spelen, bijvoorbeeld het actualiseren van curricula en het terugdringen van de ervaren werkdruk en het lerarentekort. De laatste twee kwesties maken dat kwaliteit en uitvoerbaarheid van het Nederlandse onderwijssysteem onder druk staan.
Binnen het RCCS werken onderzoekers op het gebied van onderwijswetenschappen en vakdidactiek in het alfa-, bèta- en gammadomein samen. Een centrale vraag binnen dit onderzoekscentrum is hoe we het curriculum betekenisvol, samenhangend en inclusief maken. Het RCCS zal:
De nieuwe kerndoelen voor rekenen en wiskunde primair onderwijs beschrijven een nieuw schooldoel over het stimuleren van de wiskundige attitude bij leerlingen, dit terwijl er nog weinig bekend is over wat wiskundige attitude precies is en hoe dit gestimuleerd kan worden. Het doel van dit onderzoeksproject is het ontwikkelen en beproeven van voorbeeldmatig lesmateriaal dat de wiskundige attitude van leerlingen in het primair onderwijs bevordert.
De nieuwe kerndoelen voor rekenen en wiskunde primair onderwijs beschrijven een nieuw schooldoel over het stimuleren van de wiskundige attitude bij leerlingen. Er is echter nog weinig bekend over wat wiskundige attitude precies is en hoe dit gestimuleerd kan worden. Daarom zal er een literatuurstudie uitgevoerd worden om meer duidelijkheid te krijgen over hoe een wiskundige attitude er in de praktijk uit kan zien. Verder zal er onderzocht worden hoe wiskundige attitude (stimulering) voorkomt in de huidige beoogde, geplande en uitgevoerde onderwijspraktijk. De resultaten hiervan zullen gebruikt worden voor de ontwikkeling en beproeving van lesmateriaal dat de wiskundige attitude van leerlingen bevordert. Dit onderzoek levert een bijdrage aan de theorievorming over wiskundige attitude en biedt voorbeelden voor de beroepspraktijk om te werken aan de wiskundige attitude van leerlingen in het primair onderwijs.
Gefinancierd door een beurs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in de context van het oprichten van het Expertisepunt Rekenen-Wiskunde.
Interdisciplinaire vaardigheden worden steeds belangrijker in de maatschappij, maar de eindexamens havo en vwo zijn overwegend monodisciplinair. Dit onderzoek werkt toe naar richtlijnen voor het vormgeven van interdisciplinair onderwijs in de bovenbouw van havo/vwo.
In een steeds complexer wordende wereld groeit de vraag naar interdisciplinaire vaardigheden. In het voortgezet onderwijs worden disciplines echter vooral afzonderlijk onderwezen. Dit onderzoek richt zich op de vormgeving van interdisciplinair onderwijs in de bovenbouw van het havo/vwo. Dit omvat het bestuderen van relevante literatuur, het evalueren en verbeteren van de huidige interdisciplinaire aanpak op een havo/vwo-school
in Amsterdam, en kennisuitwisseling met andere interdisciplinaire onderwijsinstellingen. Het onderzoek wordt afgerond met praktische richtlijnen om zo ondersteuning te bieden aan docenten en schoolleiders die met interdisciplinair onderwijs in het voortgezet onderwijs willen starten of het willen verbeteren.
Gefinancierd door NRO.
De belangstelling van leerlingen in bètaonderwijs is al geruime tijd dalende, terwijl deze interesse juist zo belangrijk is voor individuele groei en maatschappelijke ontwikkeling. Tegelijkertijd blijkt dat jongeren grote waarde hechten aan maatschappelijk relevante thema’s zoals duurzaamheid. Met dit ontwerponderzoek willen we bestuderen hoe maatschappelijk-betrokken activiteiten geïntegreerd kunnen worden in bètalessen om interesse in bètaonderwerpen te stimuleren en te ontwikkelen.
Om de interesse van leerlingen in bèta-onderwerpen te vergroten, is het cruciaal om onderwijs te verbinden met relevante maatschappelijke thema’s. Community-engaged learning (CEL) biedt een krachtige aanpak door leerlingen actief te betrekken bij projecten die impact hebben op hun directe leefomgeving. Binnen het Eco-Schools programma van het Hoeksch Lyceum werken leerlingen samen met docenten om de school en haar omgeving te verduurzamen.
CEL wordt vervolgens geïntegreerd in bètalessen, bijvoorbeeld met behulp van opdrachten die voortbouwen op CEL-projecten. Ze leren bijvoorbeeld formules toepassen om energieverbruik te berekenen, ontwerpen systemen voor waterbeheer of analyseren data uit recyclingprojecten. Deze aanpak maakt de leerstof concreet en relevant, stimuleert nieuwsgierigheid en versterkt de verbinding met de praktijk.
Het curriculum biedt hiermee een evenwicht tussen theoretische kennis, praktische vaardigheden en maatschappelijke betrokkenheid. Activerende werkvormen, zoals projectmatig leren en interdisciplinair samenwerken, worden ingezet om leerlingen eigenaarschap over hun leerproces te geven. Door CEL als integraal onderdeel van bètalessen te gebruiken, worden leerlingen niet alleen meer betrokken, maar ontwikkelen ze ook belangrijke vaardigheden en een beter begrip van hun rol in de maatschappij.
Dit project wordt gefinancierd door NRO.
Docenten KT uiten toenemend de wens om niet-canonieke teksten te integreren, maar praktische uitdagingen en dilemma’s zoals het ontbreken van materiaal en de keuze tussen nieuwe auteurs en de traditionele canon bemoeilijken dit proces. De studie beoogt de keuzes en dilemma’s van docenten KT wetenschappelijk en maatschappelijk te kaderen, in kaart te brengen, te duiden en een curriculumkeuze-instrument te ontwikkelen. De vier studies omvatten literatuuronderzoek en case-studies met betrekking tot de (onderwijs)canon, PTA-analyse en enquête over gelezen teksten, interviews met docenten KT, en het ontwerp van een curriculumkeuze-instrument. Het doel van dit instrument is het ondersteunen van docenten bij het opstarten van de professionele dialoog en het nemen van beredeneerde beslissingen over de inclusie van canonieke en niet-canonieke teksten in het curriculum KT.
Dit project wordt gefinancierd door Dudoc-Alfa lichting 2024.
Dit promotieonderzoek richt zich op de implementatie van het voorgestelde nieuwe curriculum voor moderne vreemde talen in het voortgezet onderwijs en onderzoekt hoe kunstmatige intelligentie (AI) kan bijdragen aan toekomstbestendig taalonderwijs.
Binnen dit project wordt onderzocht hoe kunstmatige intelligentie (AI) kan worden geïntegreerd in het vernieuwde curriculum van het moderne vreemdetalenonderwijs (MVT) in het voortgezet onderwijs. Dit curriculum legt de nadruk op drie domeinen: communicatie, taalbewustzijn en cultuurbewustzijn. Het project richt zich op het ontwerpen van lesmateriaal in docentontwikkelteams waarin deze domeinen geïntegreerd en met behulp van AI-tools worden aangeboden, en onderzoekt welke kennis en vaardigheden hiervoor nodig zijn bij docenten en leerlingen. Het project streeft ernaar de taalvaardigheid van leerlingen te verbeteren en hen tegelijkertijd te leren kritisch om te gaan met AI. Met dit project wordt een bijdrage geleverd aan de implementatie van het nieuwe curriculum en aan toekomstbestendig MVT-onderwijs, waarin AI een waardevol hulpmiddel is om leren effectiever en betekenisvoller te maken.
Dit project wordt gefinancierd door Vakdidactiek Geesteswetenschappen & Research Centre for Curriculum Studies (UvA-SLO).
Dit onderzoek richt zich op het conceptualiseren van het redeneren van leerlingen over maatschappelijke problemen en vraagstukken. Hierbij staat de ontwikkeling van educatieve curriculum materialen centraal: vakspecifieke materialen waar zowel leerlingen als docenten van kunnen leren om het redeneren te bevorderen en die ook relevant zijn voor het curriculum van maatschappijleer en maatschappijwetenschappen.
Bij maatschappijleer en maatschappijwetenschappen moeten leerlingen sociaalwetenschappelijk leren redeneren over maatschappelijke problemen. Dat is uiterst relevant, maar ook complex. Redeneren is een complexe vaardigheid. Bovendien zijn maatschappelijke problemen ill-structured, waarbij naast verschillende oorzaken en gevolgen, ook waarden, normen, belangen en emoties een rol kunnen spelen in de analyse van en redeneren over maatschappelijke problemen. In ons onderzoeksproject proberen we meer grip te krijgen op dit sociaalwetenschappelijk redeneren. Ten eerste hebben we dit vakspecifieke redeneren geoperationaliseerd en geconceptualiseerd. Hierdoor hebben docenten, opleiders en leerlingen nu taal om het redeneren te beschrijven. Deze conceptualisatie hebben we gebruikt om educatieve curriculum materialen (rubrics, lijst met naïeve redeneerwijzen, voorbeeldlessen met onderliggende ontwerpregels en instructievideo’s) te ontwerpen en valideren. Vervolgens hebben we gekeken hoe deze inzichten en materialen gebruikt kunnen worden in een docentprofessionaliseringstraject voor docenten. Daarna zijn we samen met CITO formatieve items gaan ontwerpen die onderdelen van het sociaalwetenschappelijk redeneren kunnen meten in korte antwoordvragen die ingezet kunnen worden tijdens de les. Al deze inzichten (conceptualisatie, educatieve curriculum materialen, inzichten over docentprofessionalisering en formatieve toetsitems) dragen bij aan relevante inzichten over de invulling van het curriculum maatschappijleer en maatschappijwetenschappen. Inzichten uit ons onderzoeksproject hebben bijgedragen bij de actualisatie van het conceptprogramma maatschappijleer.
Dit project wordt gefinancierd door NRO (40.5.18540.109).
Hoewel adolescenten veel interesses hebben die een bron kunnen zijn voor leren en betrokkenheid, worden deze niet noodzakelijk ondersteund in het voortgezet onderwijs. Dit PhD onderzoeksproject wil daarom inzicht geven in hoe curriculum en pedagogische praktijken in het Nederlandse onderwijs interesses van adolescenten kunnen ondersteunen.
Adolescenten hebben veel interesses, gedefinieerd als iemands voorkeur om zich met bepaalde objecten bezig te houden (Akkerman et al., 2020). Deze interesses zijn aantoonbare bronnen voor leren en betrokkenheid (Azevedo, 2011; Hidi & Renninger, 2006), maar ze worden niet altijd zorgvuldig ondersteund of aangevuld op middelbare scholen en hun werking is onderbelicht (Akkerman et al., 2020; Rajala et al., 2016). Om dit beter te begrijpen, onderzoeken we in dit promotieproject hoe interessegerichte onderwijsarrangementen de interesses van adolescenten kunnen ondersteunen. Het onderzoek beoogt om variaties in en mechanismen van curricula en pedagogische praktijken te identificeren die gerelateerd zijn aan interesses van adolescenten en te verkennen hoe leraren en leerlingen zich bewegen in interessegericht onderwijs. De conceptualisering van ‘pedagogie’ is gebaseerd op socioculturele theorie, die de nadruk legt op lesgeven en leren als dynamische praktijken in plaats van strikt intentionele, curriculumgebaseerde activiteiten (Azevedo, 2019). Deze benadering erkent dat, hoewel leren het resultaat kan zijn van expliciete instructie, andere pedagogische situaties, zoals ‘peer-to-peer’ leren, ook een cruciale rol kunnen spelen in het ondersteunen van interessegedreven activiteiten (ibid). De overkoepelende onderzoeksvraag is de leidraad voor een vierdelig project dat bestaat uit een verkennend literatuuronderzoek, twee etnografische studies en een participatief actieonderzoek.
Dit project wordt gefinancierd door NRO PROO, RICDE en RCCS.